Hans is een veertiger, die onderzoek gaat doen naar geluk. Hij wil weten waarom Vrouwe Fortuna van voren een bos haar heeft en van achteren kaal is. Hij komt terecht in Lourdes, New York, Londen, Philadelphia, Detroit, Amsterdam, Beijing, Noord-Korea, ontmoet er de gekste mensen en beleeft allerlei avonturen met goeroes, priesters, handelaren en ondernemers, gokkers, een mistress, een sportschoolhouder. Op een bijeenkomst met een medium in een sportschool leert hij Patty kennen, een alleenstaande vrouw, documentairemaakster. Zij gaan in een blindenrestaurant dineren waar een nieuwe liefde begint. Na enkele maanden krijgt zij tijdens draaidagen in de krimpende stad Detroit last van haar ademhaling. Ze blijkt een chronische cryptogenetische longaandoening te ontwikkelen. Tijdens een kuur in Davos besluit Hans haar niet te dumpen om voor de rest van de tijd samen oud te worden. Hij beseft dat hij niet buiten het leven staat maar er middenin. Dat is tegelijkertijd het moment dat hij zijn belangstelling voor geluk verliest: Geluk? Ik heb wel wat beters te doen.