De straat in Parijs waar de Amerikaanse arts Sumner Jackson woonde toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was de boomrijke Avenue Foch. Een laan die uitkomt bij de Arc de Triomphe en die zeer gewild was bij de Duitse bezetters. Jackson zelf woonde met vrouw en zoontje Philip op nummer 11. Tien huizen verderop, op nummer 31, huisde Theodor Dannecker, de 'dolle sadist', een beschermeling van Adolf Eichmann, die als doel had om alle Franse Joden naar concentratie- kampen te deporteren. Aan de overkant, op nummer 84, zetelde het Parijse hoofdkwartier van de Gestapo, de effectiefste spionnenjagersorganisatie van de Duitsers.
Zonder het zelf te willen, raakte Sumner Jackson betrokken bij het verzet. In het American Hospital waar hij werkte, werden piloten veilig Frankrijk uit gesmokkeld. Dit moest geheim blijven voor de directeur van het ziekenhuis, want die collaboreerde zelf met het Vichy-bewind. Na de wrede razzia's op Joden in Parijs bood Jackson zijn woning aan het Verzet aan. Maar dit geheim van het gezin werd ontdekt door nazistische buren en de Jacksons moesten vluchten om in leven te blijven.
Voor Avenue Foch dook auteur Alex Kershaw in de archieven, diepte uniek bronnenmateriaal op en nam vele interviews af met overlevenden, onder wie met Sumner Jacksons zoon Philip. Kershaw beschrijft het avontuurlijke leven van de Jacksons en schetst een levendig beeld van de Avenue Foch, met al haar intrigerende bewoners. In het middelpunt staat echter de dappere dokter Sumner Jackson die zijn eigen leven, en dat van zijn naasten, riskeerde om de nazi's te dwarsbomen.