Koelaartje gaat logeren bij haar lievelingsopa:opa Bleskop. Maar bij aankomst blijkt opa zoek te zijn, en haar chagrijnige tante Wies is in alle staten. Ze stuurt de schuwe Koelaartje erop uit, de heuvels in, om naar opa te zoeken.In de haar onbekende omgeving moet Koelaartje alle mogelijke kinderangsten doorstaan:boze oude vrouwen, enge mannen, wolven,donkere spelonken…En als ze opa gevonden denkt te hebben (hij zit in een slaapzak en zij sleept hem mee), is ze hem in een mum van tijd ook weer kwijt:opa stort in een diepe snelstromende rivier. Is zij nu een moordenaar? Schoorvoetend gaat het arme kind terug naar de boze tante Wies. En daar wacht haar een verrassing die haarde stuipen op het lijf jaagt. Want die vriendelijke oude man die in daar in de tuin zit,dat is toch... of is het zijn geest...? Weet tante Wies nu alles...? Doodsbang zet Koelaartje het op een lopen.