Libby is een dwarse buitenstaander. Ze hunkert naar liefde, maar jaagt iedereen om zich heen in het harnas.

Libby is een wat allenig meisje, een observator. Maar op een dag zoekt een klasgenote contact met haar. Suzan betrekt haar bij een van de vriendenclubjes in de klas. Zo wordt voor Libby de toegang geopend tot een andere wereld. Eentje waarin niet alles draait om een vader die thuis in stilte muziek componeert. En vooral: een wereld waarin gepráát wordt, geroepen, gespeeld, gezoend.
Voor het eerst wordt Libby zich bewust van haar nogal vreemde thuissituatie. Dat zorgt ervoor dat ze nóg scherper gaat kijken naar de mensen om haar heen. Ze ziet zoveel dat ze zelfs gaat menen dat ze helderziend is.
Zo ontstaan hilarische situaties waarin Libby leraren op een onvergetelijke manier in hun hemd zet. En zo durft ze ook haar ouders de waarheid in te peperen. Maar haar leven wordt er niet gemakkelijker door. Als haar enige vriendin Suzan zich van haar afkeert loopt ze weg van huis. Recht in de armen van haar buurjongen Thijs.
Thijs heeft een eigen band, en heeft daarmee al eerder Libby’s vader, de gevoelige componist, tot wanhoop gedreven. Libby vindt hem juist wel leuk. En wat belangrijker is: samen met hem kan ze de knopen in haar leven ontrafelen.
Door haar innerlijke kracht en haar fantasie weet Libby de storm van de adolescentie te doorstaan. Ze heeft iets opengebroken. Ze is gegroeid. En ze is de lezer dierbaar geworden.