Het straatarme Madagaskar, waar zich een ongekende natuurramp voltrekt, de geïsoleerde Comoren, geplaagd door staatsgrepen van een doorgedraaide Franse huurlingen - leider; het nog van rassenscheiding doordrenkte Zimbabwe; het wankelende koninkrijk Swaziland; het zijn enkele landen waar Marette Visser heen reisde. In het jaar dat zij oor Oost-en Zuidelijk Afrika trok, liet ze zich meevoeren in het leven van een aantal wonderlijke personages. Twee Zuid-Afrikaanse ex-militanen verruilen hun blanke bestaan voor dat van traditioneel Swazi-krijger, een Madagaskische koning die geen geld heeft om het lekkende dak van zijn golfplaten paleis te laten repareren; een Zimbabwaanse rasta-muzikant die zich wil bevrijden van zijn kolonistenhaat; een Nieuw-Zeelandse vrouw die in Malawi een aftandse bar cadeau krijgt.