'Ik had de wilde kat, zoals mijn vader ze noemde, zonder meer aan mijn spijkerpunten pijl geregen als het beestje voor mijn ogen niet was veranderd in een huisdier dat zich iedere avond in een warme vensterbank lag te wassen. Aan de ogen van de poes kon ik niet zien of ze me minachtte, of dat ze me smeekte om genade. Ik liet de pijl krachteloos tussen duim en wijsvinger wegglijden.' In de tuin van zijn ouders zet Coen Simon zijn eerste stappen in het denken. In een aangrijpende vertelling zien we hoe de fantasiewereld van de jonge Simon steeds vaker door de werkelijkheid op de proef wordt gesteld. In plaats van zijn verbeeldingskracht te verliezen ontdekt hij steeds meer onvermoede krachten van de geest. Eén vraag laat hem maar niet los: hoe kun je de waarheid van je bestaan achterhalen als je nooit los kunt komen van je eigen particuliere lot? Tijdens een zoektocht langs de randen van het denken toont Simon zich een even meeslepend verteller als tegendraads filosoof. Zo begint iedere ziener is een pageturner over opgroeien, geluk, geheugen, vriendschap, liefde, droom en magie.