Drie maanden lang zwerft Pol Hoste door Montréal. Hij schreef er ettelijke carnets, die de basis vormen voor deze dynamische romancyclus. Een dag in maart is het derde boek naar aanleiding van zijn verblijf in de Canadese stad. Op zoek naar de ongeschreven geschiedenis van deze wereldstad komt hij uit bij zichzelf. Hoste brengt een ontroerende hommage aan de figuren die zijn jeugd bepaald hebben, zoals zijn grootmoeder.
Hij kan het echter evengoed hebben over communisme of neoliberalisme, waarbij het decor onverhoeds kan verschuiven van het vroegere Vlaanderen naar het huidige Amerika. Deze verschuivingen worden gereflecteerd door ikverteller Passant en zijn vriendin Traveller: nu zijn ze in Montréal, dan in Lokeren. Ook het taalgebruik volgt: nu spreken ze Nederlands, dan weer Frans of Engels. De stijl verschuift mee: nu krijgen we proza te lezen, dan weer theater of beeldverhaal.
Deze verrassende wendingen maken dat het verhaal nooit eentonig of vervelend wordt. Hoste heeft lak aan literaire regeltjes en schrijft verder aan een uniek oeuvre dat in zijn veelzijdigheid blijft boeien.