Als Arkady Renko het verzoek krijgt om zijn vriend kolonel Pribloeda in Cuba op te sporen, aarzelt hij geen moment. Renko is ontgoocheld door de dood van zijn geliefde Irina en sinds Rusland het kapitalisme heeft omarmd, voelt hij zich een vreemde in eigen land. In Havana Bay spoelt het lichaam aan van een onbekende buitenlandse man. Renko betwijfelt dat de dode man de oud – KGB’er Pribloeda is, maar voor de Cubaanse politie is het een uitgemaakte zaak. Bovendien willen Cubanen niets meer te maken hebben met hun voormalige bondgenoten uit de Koude Oorlog: ‘De hele wereld weet dat Rusland Cuba heeft verraden!’ Of zoals rechercheur Ofelia Osorio het stelt: ‘Een dode Rus, een levende Rus: wat maak het uit?’
Maar Renko is vastbesloten de zaak op te lossen, niet gehinderd door enige kennis van het land of de taal. En langzaam raakt hij in de ban van Havana – van deze mooie, gevaarlijke stad met zijn verleidelijke ritme van beukende golven op de zeewering en opzwepende muziek – en van Ofelia.