Het navrante, ontroerende, maar ongemeen grappige relaas van een tien jaar oud, vroegrijp, intelligent en vrolijk meisje, Magda Denes. In 1944 was ze een meisje van tien en woonde in Boedapest met haar moeder, haar grootouders, haar neef Erwin en haar broer Ivan. Door haar koppige zelfbeheersing en niet te onderdrukken besef van het absurde is zij in de ogen van haar moeder 'ongemogelijk sarcastisch en brutaal'. Ze heeft een grote mond en slimmer dan goed voor haar is. Als de familie onderduikt, wordt Magda weggerukt uit het 'kasteel' van intimiteit dat ze met haar broer deelt en wordt overgeleverd aan een wereld van ontberingen, eenzaamheid en verdriet. Haar grootvader sterft van honger, Erwin en Ivan- beiden actief in het verzet - worden doodgeschoten. Magda's woede en haar vermogen om verwoestend verdriet te voelen en toch te willen leven, zullen elke lezer in het hart raken.