De familie Cole woont al een halve eeuw op Middlemere. Als het gezin in 1942 met uitzetting wordt bedreigd, ontvlucht moeder Martha het huis met haar zoontje Jem. De achtjarige Romy blijft echter achter bij haar vader en is ongewild getuige van zijn gewelddadige dood. Jaren later is Martha Cole hertrouwd en met haar gezin aan lager wal geraakt. Dochter Romy is bijna negentien, gevoelig, intelligent en vastberaden te vechten voor een betere toekomst. Ze kan het geweld en het onrecht uit haar jeugd niet vergeten, laat staan vergeven. Romy droomt ervan de eer van de familie te herstellen, haar moeder te redden uit haar slovende bestaan en broer Jem die steeds verder in de problemen raakt, te beschermen. Ze heeft er alles voor over om te kunnen ontsnappen aan de uitzichtloosheid van haar omgeving.