Na de dood van zijn beide ouders wordt de jonge Baillou verbannen naar het treurige stadje Dendermonde. Daar ontfermt zijn tante Louise, de gevreesde Mademoiselle Autorité zich over hem. Na een verblijf bij Brusselse kloosterzusters belandt hij in het jezuïetenklooster van Turnhout. In het portret dat Baillon van zichzelf schets - een wereldvreemde door schuldgevoelens geteisterde jongeman - weerklinkt de echo van de getourmenteerde personages uit zijn grote romans.

In Het neefje van Mademoiselle Autorité leidt Baillon (1875-1932) de lezer rond langs de ingeslapen provinciesteden van Vlaanderen. Zelden is het einde van de negentiende eeuw zo treffend en fijnzinnig beschreven.

'Zijn romans zijn kleine wondertjes in de literatuur met een imposant gevoel voor het absurde in taal en teken.' Rudi Wester in Trouw