Handboek taalontwikkeling, taalpathologie  en taaltherapie bij nederlandssprekende kinderen

Handboek taalontwikkeling, taalpathologie en taaltherapie bij nederlandssprekende kinderen

De ontwikkeling van het taalgebruik is verbonden met de cognitieve, de motorische en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit proces van in elkaar grijpende factoren is zo gecompliceerd dat taalproblemen en taalstoornissen kunnen ontstaan. Soms zijn deze stoornissen verworven, soms liggen ze in de ontwikkeling van het kind besloten.

Dit handboek behandelt taalontwikkeling, taalpathologie en taaltherapie bij Nederlandstalige kinderen in Nederland en België. Naast de linguïstische, sociale en cognitieve aspecten komen ook de opvoedkundige en logopedische aspecten van de taalontwikkeling aan de orde. Op basis van literatuur en eigen onderzoek beschrijven Goorhuis en Schaerlaekens taalverwerving in tweetaligheid, waarbij zij ook aandacht besteden aan de wijze waarop adoptiekinderen ingroeien in een tweede taal. Voorts gaan zij uitgebreid in op taalontwikkelingsstoornissen en hun implicaties voor taaltherapie bij verschillende groepen kinderen, zoals kinderen met slechthorendheid, mentale retardatie en autisme. Ook bespreken zij verworven afasie, dysfatische ontwikkeling en andere specifieke taalontwikkelingsstoornissen.

Aldus bieden zij een praktische leidraad aan logopedisten, taalkundigen, psychologen, pedagogen en anderen die zich beroepsmatig inzetten om de taalverwerving van kinderen te stimuleren en zo nodig te sturen.

Dr. S.M. Goorhuis-Brouwer en prof.dr. A.M. Schaerlaekens zijn respectievelijk verbonden aan de Vakgroep kno/stem-, spraaken taalpathologie van de Rijksuniversiteit Groningen en aan het Centrum voor Taalverwervingsonderzoek, NKO-kliniek, van de Universiteit Leuven. Voor dit handboek hebben zij kunnen putten uit de onderzoeksgegevens die zij in de loop der jaren hebben verzameld tijdens hun werkzaamheid aan bovengenoemde instituten.

1 OPGROEIEN DOOR TAAL Van alle dingen die een kind moet leren om als mens herkend te worden, is spreken één van de belangrijkste. Het taalverwervingsproces staat namelijk niet op zichzelf, maar is een onderdeel van het totale proces van verandering waarin kinderen zich bevinden. Spreken, denken, fantaseren en zich sociaal gedragen beïnvloeden elkaar voortdurend. Een pasgeboren kind spreekt nog niet en dit wordt ook nog niet verwacht. Het hoeft nog niet te denken, te fantaseren of zich te gedragen. Het ‘onmondige kind’ wordt vertroeteld en toegesproken. Men accepteert volkomen dat het kind het centrum van zijn eigen wereld is. In de pedagogiek spreekt men over deze periode als voorbereidende opvoeding. Voorbereiden op opvoeden betekent dat men voor het kind de omgeving op een juiste manier inricht. Men zorgt voor situaties waarin rijpingsprocessen zich zo goed mogelijk kunnen voltrekken. Verzorgen en vertroetelen zijn hierbij de centrale begrippen.

Zodra kinderen echter de eerste woordjes beginnen te zeggen, verandert dit. Vanaf dat moment wordt het kind aangesproken op zijn eigen functioneren, op zijn relatie tot de omgeving en zijn relatie tot andere mensen. Stapje voor stapje voltrekt zich het bewustwordingsproces tussen ik en anderen, de omgeving. Bij elke fase van taalgebruik hoort een eigen manier van benaderen van de omgeving en een verwachting ten aanzien van redeneren en gedrag.

In de pedagogiek spreekt men nu van opvoeding. Opvoeden betekent kinderen iets willen leren, op een manier die gericht is op de zelfontplooiing van het kind.

De grens tussen voorbereidend opvoeden en opvoeden wordt bepaald door het vermogen tot spreken. Het gesprek is namelijk een belangrijk opvoedingsmiddel. Het dient om de betekenissen die de opvoeder wil overdragen, op hun geldigheid te beoordelen, ook bij jonge kinderen:

16 Kind: Is da koe?’ (ls dat een koe?) Volwassene:'Neen, een schaapje’ (Neen, het ie een schaapje) (tweejarig kind) Door de waarom-vragen, die kinderen al heel vroeg stellen, kan de opvoeder, in het gesprek, zijn manier van omgaan zowel naar kennis als naar ethische norm been verantwoorden. Door het gesprek, kent de opvoeding openheid. Kind: ‘Mag niet slinge?’ (Mag ik niet springen?) Volwassene: ‘Neen’ Kind: ‘Waarom niet? vaalijk?’ (ls dat gevaarlijk?) (driejarig kind) 2 FACETTEN VAN SPRAAKEN TAALONTWIKKELING | Bij het taalverwervingsproces kan men onderscheid maken tussen spraakontwikkeling en taalontwikkeling. Spraakontwikkeling betreft de ontwikkeling van het klanksysteem van een taal, dat wil zeggen het leren waarnemen en produceren van klanken en fonemen zoals die in een bepaalde taal voorkomen. Deze beheersing van het foneemsysteem ontwikkelt zich bij kinderen geleidelijk en is afhankelijk van de mate waarin kinderen verschillen tussen spraakklanken kunnen waarnemen (horen en luisteren) en van de mate waarin kinderen controle hebben over de spieren van tong, lippen, verhemelte en dergelijke om deze klanken correct te produceren. Naast het groeiend inzicht in het klanksysteem spelen de neurologische en motorische ontwikkeling een grote rol. Voor zover het gaat om de verwerving van gesproken taal is het gehoor natuurlijk enorm belangrijk. Wanneer gebarentaal wordt verworven, neemt de visuele perceptie deze cruciale rol over. Taalontwikkeling betreft, naast de fonologische ontwikkeling, de ontwikkeling van de woordenschat en van het inzicht in het hanteren van grammaticale en communicatieve regels. Ook dit inzicht ontwikkelt zich geleidelijk: hoe wordt een zin opgebouwd, wat zijn de betekenisverschillen tussen verschillend opgebouwde zinnen, welk woord wordt in welke situatie gebruikt? De taalontwikkeling is voor een groot gedeelte afhankelijk van de manier waarop de ouders met het kind spreken (taalaanbod), maar ook van het algemene leervermogen van het kind (cognitieve ontwikkeling). Naast motorische en neurologische ontwikkeling spelen dus algemene leervaardigheid, taalgevoeligheid en ook emotionele en communicatieve ontwikkeling een grote rol.

In het taalverwervingsproces gaan spraakontwikkeling en taalontwikkeling hand in hand. De spraakontwikkeling kan hierbij opgevat worden als het fonologische aspect van het taalverwervingsproces en de taalontwikkeling als het semantische, grammaticale en pragmatische aspect van het taalverwervingsproces. We behandelen ze als één totaal, zowel bij het ontwikkelingsverloop als bij de stoornissen in die ontwikkeling.

In tabel 1.1 is aangegeven uit welke componenten het taalverwervingsproces bestaat. Zowel van receptieve (passieve) als van produktieve (actieve) vaardigheden worden in de tabel telkens enkele belangrijke voorbeelden genoemd. Supra-segmentele kenmerken zoals melodie, prosodie en intonatie worden niet vermeld omdat ze op verschillende niveaus aan bod komen. Zo wordt intonatie meestal hoofdzakelijk als een fonologische component gezien, maar intonatie kan ook het onderscheid bepalen tussen een bevestigende of vragende zin (syntaxis) en een grote rol spelen bij pragmatiek. Van vele andere aspecten is het evident dat ze niet altijd strikt binnen één subvaardigheid te omschrijven zijn.

De fonologie of de klankleer beschrijft de prosodie en het klanksysteem van een bepaalde taal. Welke klanken worden er gebruikt, hoe worden ze gevormd, welke uitspraakvariaties zijn binnen de taal mogelijk? En vooral: welke klanken hebben in die taal een beteAn


Auteur | S.M. Goorhuis
Taal | Nederlands
Type | Hardcover
Categorie | Onderwijs & Didactiek

bol logo

Kijk verder

Boekomslag voor ISBN: 9789058980045
Boekomslag voor ISBN: 9789024441792
Boekomslag voor ISBN: 9789033424380
Boekomslag voor ISBN: 9789052560595
Boekomslag voor ISBN: 9789024445752
Boekomslag voor ISBN: 9789001753900


Boekn ©