Oktober 1608 vroeg de Zeeuwse brillenmaker Hans Lipperhey octrooi aan op een nieuw optisch instrument: de telescoop. Het belang van de telescoop werd direct onderkend: je kon er immers mee naar de hemel kijken. Binnen een jaar bouwde Galileï zijn eigen exemplaren en verkreeg de telescoop zijn status van sleutelinstrument van de Wetenschappelijke Revolutie van de zeventiende eeuw. Inmiddels is de telescoop uitgegroeid tot een ultragevoelig precisie-instrument.

De telescoop. De geschiedenis van een Nederlandse uitvinding brengt vier eeuwen telescoop op heldere wijze in beeld. Nederlanders staan hierbij centraal, want in sterrenkunde blinken wij immers uit. Na Lipperhey komen aan bod de perfect geslepen lenzen van Christiaan en Constantijn Huygens, de kometen van Dirk Klinkenberg, de Leidse Sterrewacht van Frederik Kaiser, het fotometrische monnikenwerk van Jacobus Kapteyn, de Westerbork-radiotelescoop van Jan Hendrik Oort en de samenwerkende Chileense schotels van Ewine van Dishoeck. Samen met schitterende illustraties portretteren ze een instrument dat ons inlicht over het heelal en onze oorsprong.