Op 23-jarige leeftijd maakte Constantijn Huygens (1596-1687) de mooiste reis uit zijn leven. Vanuit Den Haag trok hij met een Staats gezantschap naar de machtige republiek Venetië. Onderweg in Duitsland zag hij steden als Keulen, Heidelberg en Tübingen. Zwitserland bood hem de Rijnwaterval van Schaffhausen, uitzichten over de meren, en ontberingen boven op de Alpen. In Italië bewonderde hij de antieke architectuur van Verona's Arena en het classicisme van Palladio in Vicenza. Venetië bood hem drie weken lang een keur van bezienswaardigheden: het Arsenaal, de San Marco, het paleis van de Procuratiën, de bibliotheek van Sansovino. Verrukt luisterde hij naar Claudio Monteverdi, snuffelde hij rond in kunstverzamelingen en bezichtigde hij de glasblazers van Murano. Ook nam hij deel aan het publiek vertoon waarmee het gezantschap uit Nederland werd onthaald. Per gondel, aan de zijde van de senatoren van de lagunestad, voer hij onder luide toejuichingen en trompetgeschal door de stad. Hij bracht een bezoek aan de Senaat, was aanwezig bij de harangues van de Staatse ambassadeur Van Aerssen en sprak zelf in het Italiaans met de doge van Venetië. Constantijn Huygens legde de reis vast in een Franstalig reisverhaal, waarin van dag tot dag verslag wordt gedaan van grote en kleine belevenissen. Huygens' schitterende journaal van de reis naar Venetië wordt nu voor het eerst uitgegeven met inleiding, Nederlandse vertaling, een toelichting en illustraties. Het Journaal van de reis naar Venetië verscheen nog niet eerder in het Nederlands. Naast de vertaling is de oorspronkelijke Franse versie opgenomen. Bovendien zijn talrijke verklarende opmerkingen en een uitgebreide inleiding toegevoegd, die de tekst voor de hedendaagse lezer toegankelijk maken.