Op 9 oktober worden 139 meisjes tussen de twaalf en vijftien jaar ontvoerd uit hun kostschool in Aboke, Noord-Oeganda. De onderdirectrice, zuster Rachele, gaat in een daad van haast bovenmenselijke moed de ontvoerders achterna. Haar tocht brengt haar bij een van de wreedste rebellenbewegingen ter wereld, het Weerstandsleger van de Heer, geleid door de religieuze fanaticus Joseph Kony. Ze slaagt erin om de meeste meisjes vrij te krijgen, maar dertig meisjes moet ze achterlaten. Wat is er geworden van deze meisjes en van de tienduizend kinderen die op vergelijkbare wijze zijn ontvoerd en door de rebellen worden gedwongen tot een onmenselijk leven vol geestelijke en lichamelijke wreedheid? Els de Temmerman beschrijft het hemeltergende leed dat deze kinderen wordt aangedaan vanuit verschillende perspectieven. Ze vertelt het verhaal van Ellen en Sarah, twee Aboke-meisjes die uit de beweging wisten te ontsnappen. Ze volgt de zoektocht van de onvermoeibare zuster Rachele tot aan de hoogste instanties, van de president van Oeganda tot Kofi Annan en de paus. En ze beschrijft de ervaringen van de zestienjarige Norman, die een van de ontvoerders was en jarenlang gedwongen deel uitmaakte van Kony's elitetroepen.