In een oude studeerkamer in een boerderij in Vermont wordt een zeldzaam antiquarisch boek gevonden. De nieuwe huiseigenaar voelt zich geroepen de tekst te laten vertalen. Met hulp van experts van verschillende universiteiten, die de vreemde, hybride taal weten te ontcijferen, duurt het een klein jaar voordat de vertaling klaar is. Het resultaat is Het boek van de herder, een tijdloos verhaal, vol levenslessen voor eenieder. Het verhaal speelt in een mythische tijd, in een naamloos land. Ergens op een marktplein wordt een kleine jongen meedogenloos geslagen door zijn vader. Een herder die dat ziet, realiseert zich dat wat er gebeurde wordt gewettigd door familiaire regels, en hij vraagt zich af of er naast de brute code van ‘oog om oog, tand om tand’ geen andere weg mogelijk is. Als geroepen in een droom begint de herder aan een lange, onzekere reis met als doel ‘de nieuwe weg’ te vinden. Hij wordt vergezeld door Elizabeth, een voormalige slavin, die onbaatzuchtige goedheid paart aan een grenzeloze vrijgevigheid, en door David, de jongen die zo geslagen werd op het marktplein. De herder leidt zijn nieuwe vrienden over heuvels en door dalen, langs dorpen en stadjes. Hij volgt de aanwijzingen van een oude kaart, die Elizabeth van haar grootvader op zijn sterfbed heeft gekregen. De reizigers zetten door, want Elizabeths grootvader heeft voorspeld dat er een tijdperk van wonderen zal aanbreken als de nieuwe weg gevonden wordt. Maar de reis is lang en niet zonder gevaren.