In de winter van 1940 treffen twee mannen elkaar bij toeval op een vluchtroute tussen Frankrijk en Spanje. De een is Laureano Mahojo, een jonge Spanjaard die vecht aan de kant van de anarchisten tegen de franquisten. Hij is een man van de daad, een wildebras en pragmaticus. Om in leven te blijven smokkelt hij mensen en voedsel over de Frans-Spaanse grens. In rauwe, simpele woorden vertelt hij over de verschrikkingen van de Spaanse burgeroorlog maar ook over zijn dagelijkse beslommeringen. De ander is Walter Benjamin, een van Europa's grootste denkers van de vorige eeuw, die in 1933 voor de nazi's is gevlucht. Zeven jaar lang werkt hij in Parijs aan een boek dat hij als zijn belangrijkste werk beschouwt. Wanneer het Duitse leger Frankrijk binnenvalt, vlucht hij naar Spanje en daar krijgt hij te horen dat hij wordt teruggestuurd. Moegestreden en uitgeput besluit Benjamin zelfmoord te plegen, maar voordat hij zijn plan ten uitvoer brengt, vertrouwt hij zijn levenswerk toe aan Laureano Mahojo. De Spanjaard begint aan een barre tocht over de besneeuwde bergen.