Op de drempel van het derde millennium in onze jaartelling was het voor de vijfde maal mijn taak dit werk te herzien. Nieuwe wetgeving en een stroom van jurisprudentie op het terrein van het huwelijksvermogensrecht maakten dit dringend noodzakelijk. Met name door het nog steeds stijgende aantal echtscheidingen staat dit deel van ons privaatrecht in het brandpunt van de belangstelling, niet alleen van het notariaat maar thans ook van de advocatuur, waarin tal van beoefenaren zich specialiseren in het familierecht, waarvan het huwelijksvermogensrecht een essentieel bestanddeel uitmaakt. In deze nieuwe twaalfde druk van dit werk, dat bijna op een bestaan van een eeuw kan bogen, moge ik op de volgende nova wijzen: door het verval van het verbod van de arbeidsovereenkomst tussen echtgenoten en de komende opheffing van het schenkingsverbod tussen hen heb ik de paragraaf 'Overeenkomsten tussen echtgenoten' laten vervallen en is de resterende stof overgebracht naar hoofdstuk 111, deel C, 'Giften tussen echtgenoten', waarin alle onderwerpen die dit leerstuk raken zijn geconcentreerd; bij de behandeling van de bepalingen uit de Faillissementswet, die het huwelijksvermogensrecht betreffen, werd een bespreking van de schuldsanering in dit kader toegevoegd; gezien de actuele problematiek rond het Amsterdams verrekenbeding werd de behandeling daarvan aanzienlijk uitgebreid; wegens de invoering van het geregistreerd partnerschap op 1 januari 1998 werd een nieuw hoofdstuk IV ingevoegd. Ook ditmaal ondervond ik de waardevolle, onmisbare en enthousiaste medewerking van mijn echtgenote, prof. mr. W.R. Meijer, bij het het tot stand brengen van deze nieuwe uitgave. Mijn secretariaat vervaardigde op bekwame wijze de kopij. Jurisprudentie en literatuur zijn bijgewerkt tot 1 maart 1999. Lentedag 1999.