Kalle heeft geen vader. Eigenlijk kan dat niet.
‘Waarom heb ik geen vader?’ vroeg Kalle toen hij zes was aan zijn moeder.
‘Iedereen heeft een vader, alleen ik niet.’
‘Je hebt mij toch?’ antwoordde zijn moeder. ‘Sommige kinderen hebben nu eenmaal alleen een moeder.’
Op de camping komt Kalle Kimberely tegen. Ze gaan samen zwemmen en ijsjes eten. Kimberely vraggt hem waar zijn vader is en kalle vertelt haar dat zijn vader voetballer is bij Ajaz. Eerst gelooft ze hem niet, maar dan gebeurt er iets waardoor zij Kalle wel moet geloven.
‘Mijn vader is niet mee,’ zegt hij met zijn mond vol ijs.
‘Mijn moeder ook niet. Die is naar Frankrijk met haar vriendin. Waar is jouw vader?’
‘In Afrika?’ zegt Kalle.
‘In Afrika?
kalle knikt.
‘Wat doet hij daar dan ?’
‘Voetballen,’ zegt kalle. Hij haalt een voetbaplaatje uit zijn broekzak.
‘Dit is hem ,’ zegt hij trots. ‘Hij zit bij Ajax.’
‘Wat doet hij dan in Afrika?’
‘Voetballen, dat zei ik toch. Voor zijn eigen land. Voor de Afrika Cup.’
‘Echt niet?’
‘Echt wel!’