In deze niet eerder gebundelde verhalen komen tal van onverwachte beesten voorbij, en ook over de gewone vertelt Midas onverwachte dingen.
Waarom een koe het best gezien kan worden als een buitensporig opgezwollen smient, bijvoorbeeld.
Over de piemel van de haan, en het nut van de walvis. Over diefstal en verkrachting in de lente, en drie goede redenen om geen kinderen te nemen.
Maar zijn allermooiste verhalen schrijft Midas over de poes, de huisgod, de draagbare tijger.
Alleen een poes kent het ware geheim van de liefde, en wie zich altijd had afgevraagd hoe diep de poezenslaap is vindt in deze bundel het antwoord. Zeven meter, natuurlijk!