Politeia
Plato legde met zijn werk een grondslag voor het klassieke natuurrecht. Dit hield in dat er in de natuur normen te vinden zijn, die voorafgaan aan door mensen bedachte wetgeving. Door gebruik te maken van de rede konden wij uit deze normen een objectieve maatstaf voor het recht afleiden.
In zijn werk Politeia liet Plato een dialoog plaatsvinden tussen Socrates en de sofisten, een groep filosofen met het uitgangspunt dat er geen objectieve waarden bestonden. Plato zag rechtvaardigheid als het belangrijkste organisatieprincipe van een politieke gemeenschap.
Met democratie had Plato niet veel op, aangezien dit onrechtvaardige systeem niet werd geregeerd door filosofen en dus ook niet door rede of wijsheid. Met steun van de menigte toegang krijgen tot de regerende klasse was dan ook een onrechtvaardige handeling. Ook met de hulp van geweld of rijkdom toegang krijgen tot de regerende klasse was niet zoals hij voor ogen had. In zijn utopische beeld van de staat kon de massa zich nooit genoeg ontwikkelen om daadwerkelijk mee te beslissen. Het regeren was daarom slechts voorbehouden aan een select groepje filosofen.
In de Griekse oudheid stonden drie deugden hoog in het vaandel, namelijk kennis, moed of wilskracht en zelfbeheersing. In Politeia maakte Plato onderscheid in drie klassen met elk hun eigen kwaliteiten. De klasse van regeerders (wachters genoemd) moesten vooral kennis bezitten, de militaire klasse had moed en wilskracht nodig. De arbeidende klasse had het meest baat bij zelfbeheersing. Deze vorm van arbeidsdeling hield ook verband met de rechtvaardigheid die voor Plato zo belangrijk was. In de ideale staat zag Plato namelijk graag dat iedereen doet waar hij aanleg voor had. Dit zou leidden tot een maatschappij waarbinnen mensen hun taak in onderlinge harmonie konden verrichten, en zo kon de maatschappij zich het beste ontwikkelen.
Auteur | | Plato |
Taal | | Nederlands |
Type | | Bindwijze overig |
Categorie | | Religie, Spiritualiteit & Filosofie |