In dit tweede boek van De saga van Thale passeert de jonge Kiany trots en gelukkig de poort van de stad Nimrod, waar zij als novice zal toetreden tot de orde van de Goede Godin. Eindelijk is ze aangekomen op de plek waar haar legendarische voorouder Sunnivah ooit de Duistere Heer weerstond. Haar vreugde is evenwel van korte duur. In Nimrod wordt Kiany onophoudelijk door angstaanvallen en nachtmerries geplaagd. De priesteressenmoeder beschouwt de dagelijkse kwellingen als een vorm van heimwee en overweegt zelfs Kiany terug te sturen naar huis. Als dan ook nog eens de zwaarbewaakte, magische amulet van Sunnivah wordt gestolen en het gerucht de ronde doet dat de boze Asco-Bahrran is opgestaan en op weg is naar de vestingstad, lijkt de toekomst uitzichtloos. In het oog van deze naderende storm vinden zij elkaar: Kiany krijgt steun en hulp van een witte druïdenheer en een dappere elfenkrijgster. Alledrie zijn ze bezorgd over het voortbestaan van de wereld zoals zij die kennen en liefhebben. Alledrie zijn ze het er ook over eens dat alleen handelend optreden licht in de duistere toekomst kan brengen. En dat gebeurt. Maar lange tijd blijft het de vraag of Kiany en haar medestanders uiteindelijk hun aangrijpende avonturen aan hun nageslacht zullen kunnen doorvertellen...