Reformatorische maatschappijkritiek. Ontwikkelingen op het gebied van sociale filosofie en sociologie in de kring van het Nederlandse protestantisme van de 19e eeuw tot heden
Deze studie behandelt de ontwikkelingen op het gebied van de sociale filosofie en sociologie in de kring van het nederlandse protestantisme van de 19e eeuw tot heden. Daarbij worden auteurs en gebeurtenissen uit ‘hervormde’ en ‘gereformeerde’ kring in een gemeenschappelijk kader bezien en vergeleken.
Aan de orde komen:
Het protest tegen de geest van de 19e eeuw, zoals dat door Groen en Kuyper als leiders van religieus-politieke bewegingen werd geformuleerd; en de opvattingen die De la Saussave en De Bosch Kemper (Nederlands eerste socio- of politicoloog) over de samenleving ontwikkelden.
De eerste inleidingen in de sociologie, zoals deze omstreeks 1900 door de VU-hoogleraar A. Anema en F. C. Gerretson (alias Geerten Gossaert) werden geschreven; en het ontstaan van de christelijk-sociale beweging (Talma, Sikkel en Slotemaker de Bruine). De school van H. Dooyeweerd die tussen 1930 en 1960 een grootse poging deed de ‘wijsgerige bovenbouw’ van de gereformeerde wereld te vormen; en de discussies die daardoor ontstonden met en tussen o.a. de christelijk-sociale beweging (P. S. Gerbrandy en M. Ruppert) H. van Riessen, R. van Dijk, T. P. van der Kooy en H. J. van Zuthem. Het sociale denken dat tussen 1930 en 1960 in hervormde kring ontwikkeld werd in het kader van de herrezen volkskerk, door socialisten, sociologen en theokraten; Willem Banning, J. P. Kruijt, P. J. Bouman, A. A. van Ruler en C. J. Dippel.
De ontwikkelingen na 1960: vanuit het Kuyperhuis (Hoogendijk en Goudzwaard), vanuit Driebergen (Boerwinkel en Ter Schegget) en vanuit de godsdienstsociologie, evenals ook de denkbeelden van bijv. H. van Riessen en W. Aalders.
De verschillende fasen worden belicht en vergeleken tegen de achtergrond van de ontwik-keling van het sociaal-wijsgerige en sociaalwetenschappelijke denken vanaf de 18e eeuw en de daarmee samenhangende maatschappelijke context in Nederland en Europa.
D. Th. Kuiper (1938) studeerde politikologie en sociologie te Amsterdam (VU). Hij is sinds 1965 verbonden aan deze universiteit, thans als hoogleraar in de algemene sociologie. Hij publiceerde o.a. De Voormannen. Een sociaal-wetenschappelijke studie over ideologie, konflikt en kerngroepvorming binnen de gereformeerde wereld in Nederland tussen 1820 en 1930 (1972) en Sociologie in Meervoud? (1974).
H. E. S. Woldring (1943) studeerde sociologie en filosofie te Groningen, Amsterdam (VU) en Frankfurt a.M. Thans is hij wetenschappelijk hoofdmedewerker voor sociale filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij publiceerde o.a. Tussen handelingsvrijheid en gedragsbeheersing. Een sociaal-filosofische studie over de vrijheid tot en de beheersing van het sociaal handelen in de sociologische theorie (1976) en Monniken en moordenaars. Het dubbelganger-motief in het mensbeeld van Dostojewski (1979; samen met prof. dr. K. J. Popma).
Aan de orde komen:
Het protest tegen de geest van de 19e eeuw, zoals dat door Groen en Kuyper als leiders van religieus-politieke bewegingen werd geformuleerd; en de opvattingen die De la Saussave en De Bosch Kemper (Nederlands eerste socio- of politicoloog) over de samenleving ontwikkelden.
De eerste inleidingen in de sociologie, zoals deze omstreeks 1900 door de VU-hoogleraar A. Anema en F. C. Gerretson (alias Geerten Gossaert) werden geschreven; en het ontstaan van de christelijk-sociale beweging (Talma, Sikkel en Slotemaker de Bruine). De school van H. Dooyeweerd die tussen 1930 en 1960 een grootse poging deed de ‘wijsgerige bovenbouw’ van de gereformeerde wereld te vormen; en de discussies die daardoor ontstonden met en tussen o.a. de christelijk-sociale beweging (P. S. Gerbrandy en M. Ruppert) H. van Riessen, R. van Dijk, T. P. van der Kooy en H. J. van Zuthem. Het sociale denken dat tussen 1930 en 1960 in hervormde kring ontwikkeld werd in het kader van de herrezen volkskerk, door socialisten, sociologen en theokraten; Willem Banning, J. P. Kruijt, P. J. Bouman, A. A. van Ruler en C. J. Dippel.
De ontwikkelingen na 1960: vanuit het Kuyperhuis (Hoogendijk en Goudzwaard), vanuit Driebergen (Boerwinkel en Ter Schegget) en vanuit de godsdienstsociologie, evenals ook de denkbeelden van bijv. H. van Riessen en W. Aalders.
De verschillende fasen worden belicht en vergeleken tegen de achtergrond van de ontwik-keling van het sociaal-wijsgerige en sociaalwetenschappelijke denken vanaf de 18e eeuw en de daarmee samenhangende maatschappelijke context in Nederland en Europa.
D. Th. Kuiper (1938) studeerde politikologie en sociologie te Amsterdam (VU). Hij is sinds 1965 verbonden aan deze universiteit, thans als hoogleraar in de algemene sociologie. Hij publiceerde o.a. De Voormannen. Een sociaal-wetenschappelijke studie over ideologie, konflikt en kerngroepvorming binnen de gereformeerde wereld in Nederland tussen 1820 en 1930 (1972) en Sociologie in Meervoud? (1974).
H. E. S. Woldring (1943) studeerde sociologie en filosofie te Groningen, Amsterdam (VU) en Frankfurt a.M. Thans is hij wetenschappelijk hoofdmedewerker voor sociale filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij publiceerde o.a. Tussen handelingsvrijheid en gedragsbeheersing. Een sociaal-filosofische studie over de vrijheid tot en de beheersing van het sociaal handelen in de sociologische theorie (1976) en Monniken en moordenaars. Het dubbelganger-motief in het mensbeeld van Dostojewski (1979; samen met prof. dr. K. J. Popma).
Auteur | | Woldring |
Taal | | Nederlands |
Type | | Hardcover |
Categorie | | Religie, Spiritualiteit & Filosofie |