Een zinsbegoochelende roman over magie en geschiedenis, in de traditie van E.L. Doctorow en Michael Chabon.
Het Amerika van de jaren twintig is in de ban van magie: niet alleen op het toneel en in theaters, maar ook in de techniek, de wetenschap en de vooruitgang. De jonge Charles Carter maakt een overdonderend debuut als goochelaar en weet zelfs de grote illusionist Houdini te imponeren. Al bij zijn leven wordt Carter, wiens passie voor magie uit wanhoop en eenzaamheid is geboren, een legende.
De adembenemende show van Carter de Grote bevat stunts die in een vernuftig aangepast decor worden uitgevoerd voor een verwend publiek dat dacht alles al te hebben gezien. Avond aan avond voert hij zijn verbluffende acts op, de naar magie hongerende toeschouwers met open mond achterlatend. Maar niets in zijn loopbaan kon Carter voorbereiden op de voorstelling waarin niemand minder dan president Warren G. Harding een hoofdrol speelt. Met de grootste verdwijntruc uit zijn loopbaan zet Carter zijn reputatie - die hij met bloed, zweet en tranen heeft opgebouwd - op het spel.