De Winkel van Sinkel
Anton Smkel begon zijn winkelbedrijf op de Nieuwendijk in Amsterdam in 1822. In tara werd de zaak voorgoed geloten. Maar in die negentig jaar ìs de winkel van Sinkel een beerip geworden. Hoe en wat Sinkel tot stand bracht vertelde J. H. Kruizinga in een voortetlelijk artikel dat hij in 1961 publiceerde in De Echo en dat wij hieronder in zijn geheel overnemen. Sinds kort ìs het bakkers, kruidenier, slager en haast alle andere gespecialiseerde zaken toegestaan een lange reeks van arti kelen te verkopen, waar zij voorheen af moesten blijven. De winkeliers die nu een rijk assortiment levensmiddelen verkopen, die zij eertijds niet mochten voeren, kunnen dìt doen zonder voor iedere groep diploma's te moeten bezitten. Niet iedereen is het met dit in het Staatsblad afgekondigde beluit eens en men spreekt smalend van “Winkels van Sinkel’. Waar komt die uitdrukking vandaan en waar stond de echte Winkel van Sinkel ? De Nieuwendijk Hoewel de Nieuwendijk een stuk minder van allure is dan de Kalverstraat, is de ouderdom van deze echte Amsterdamse winkelstraat respectabel. Was de Kalverstraat een der heirwegen, die uit het alleroudste Amsterdam, vóórdat dit nog een stad was, naar buiten voerden, de Nieuwendijk was inderdaad een dijk, die in de 14de eeuw langs de westelijke Amsteloever werd gelegd. Omdat hier vermoedelijk omstreeks 1300 de molen van de Graaf stond, heette deze dijk ook wel de Windmolenstraat. Pas omstreeks 1400 werd de dijk in het noordelijk gedeelte verlegd en verbreed, zodat dit de ‘nieuwe dijk’ genoemd werd. Deze naam ging later op de gehele straat over. Dat de Nieuwendijk inderdaad een dijk was, kunnen we nog zien aan de helling van de dwarsstraten en steegjes, die iets naar beneden lopen. Typisch is ook dat de zijstraten, naar de kant van de N.Z. Voorburgwal, niet recht maar scheef lopen. Dit komt omdat de Wetering hier vroeger liep en om nu van deze rivier naar de dijk of omgekeerd te komen, vormden de mensen als vanzelf, door telkens hetzelfde schuine paadje te lopen, wegen, waarlangs later de huizen werden gebouwd. Reeds sinds het begin van de 17de eeuw was de Nieuwendijk het centrum van de volkszaken. Het was tevens de straat waar in de vele logementen de boeren uit Noord-Holland hun zakenrelaties ontmoetten. Aan de zuidzijde naar de Dam toe woonden in die tijd de lakenkopers, terwijl meer noordelijk de haringpakkers hun bedrijf uitoefenden Als winkelstraat heeft dus de Nieuwendijk een oude reputatie en hij is nog niet van plan die prijs te geven. Op 22 apul 1822 ontvingen de bewoners van de Nieuwendijk en omgeving een pamfet strooibiljet zouden wij zeggen) met de volgende inhoud: ‘Ondergeteekende heeft de eer aan het geeerde publiek en zijn vrienden kennis te geven, dat hij in zijn nieuw gebouw op de Nieuwendijk 175 tot 177, hetwelk heden zal geopend worden, zijne alom bekende aflaire in alle soorten Wollen, Catoenen en Zijden Manufacturen, zal voortzetten en te dien einde met een nieuw assortiment evenredig aan de grootte \an het lokaal voorzien is. Hij durft zich leven zijne begunstigers in ieder opzicht naar genoegen te kunnen bedienen” Ondertekend: A. Sinkel.
Zo startte Anton Sinkel in 1822 en hij had succes. Van alle kanten stroomden de kooplustigen toe. Ze ontdekten in de winkel van Sinkel iets nieuws. Kon je in andere zaken nog wel eens afdingen, bij Sinkel was dat niet mogelijk. Hij verkocht zijn waren tegen vaste prijzen en die prijzen waren aan de lage kant. Want Sinkel was een goede zakenman.
Hij ging elk jaar naar de Leipziger Messe en kocht daar grote partijen stoffen in. Hij reed dan met zijn met vier paarden bespannen bolderwagen van Amsterdam naar Leipzig en kwam volgeladen terug.
Eens ontmoette hij onderweg een wagen waarvan ’t wiel uit de as geschoten was. Sinkel stapte uit, repareerde het wiel en oogstte daarmee de dank van de eigenaar. Dit was niemand minder dan de Franse wijnkoper Cliquot. Deze beloonde Sinkel op de volgende manier: hij gaf Sinkel vergunning om champagne tegen lage prijs in te kopen en deze in ons land te verkopen. Zodoende kon Sinkel de mensen niet alleen aan prima ‘onverslijtbare’ duflelse jassen maar ook aan goede goedkope champagne helpen. Er was alles te koop
Langzamerhand kon men in de winkel van Sinkel voor de meest uiteenlopende zaken terecht. Geneesmiddelen en manufacturen, petten en pijpen, kleding en kachels, je kon er te kust en te keur gaan. Bovendien was de bediening prima, de bedienden waren beleefd en hielpen soms wel vijftig mensen tegelijk. De zaken floreerden dus en daardoor was Sinkel in staat een apotheek in de Kalverstraat te kopen: de apotheker stelde echter als voorwaarde bij de koop, dat zijn onfeilbare geneesmiddelen tot heil van de mensheid en de Annterdammers in het bijzonder in de verkoop zouden worden opgenomen. Sinkel vond het prima en to deed hij oa. goede zaken met Anacijn Nekclesis, een pijnstillend halsnoer dat bestond uit olijfpitjes uit Jeruzalem aan een zijden draad. Kinderen die dat snoer droegen, kregen tandjes zonder pijn, bevallingen verliepen bijna pijnloos en tegen hoofden andere pijnen was het — volgens Sinkel een probaat middel. Velen schaften zich zo'n hakssnoer À raison van /2,75 aan; voor fl. 8 werden zij eigenaar van een middel tegen kinkhoest en voor twee rijksdaalders gingen ‘zoethoutstokken tegen jicht en andere krampen’ de deur uit. Ís het wonder dat Sinkel soms voor /20.000 per dag omzette? Uit die dagen dateert het beroemde versje dat eigenlijk alleen maar als reclame voor Sinkel bedoeld was: ‘In de winkel van Sinkel Is alles te koop. Daar kan men krijgen: Mandjes met vijgen, Doosjes pommade, Flesjes orgeade, Hoeden en petten en damescorsetten. Drop om te snoepen En pillen om te ………. Kinderen waren graag geziene gasten in de winkel van Sinkel. Zij kregen er altijd wat en daarom zeurden ze thuis steeds om een boodschap. Hoewel velen de val van Sinkel hebben voorspeld (de geldschieter liep de eerste dagen \oor de winkel heen en weer om te kijken of er wel verkocht werd) is dit niet uitgekomen. Hofleverancier Sinkel floreerde en zijn banksaldo groeide; hij werd een vermogend man. Voor zijn bedienden was hij niet gemakkelijk, hij eiste een prima bediening en een vrolijk humeur. Eenvoudigen en rijken kochten bij hem en zelfs het Hof rekende hij tot zijn vaste Manten. Beroemd waren zijn z.g. ‘lapjesdagen’ die we nu uitverkoop zouden noemen. Dan vlogen de spullen voor een koopje (waar altijd nog op verdiend werd!) de deur uit. Spoedig was er gebrek aan ruimte en betrok Sinkel ook het pand aan de overzijde no. 174-176. Daar begon hij met een ‘lapjesdag’ en in een paar uur zette hij voor 3 à 5000 gulden om (daarvan was tweederde winst). Zelfs de kranten in die dagen schreven over de drukte bij Sinkel. ‘
Auteur | | Leonard de Vries |
Taal | | Nederlands |
Type | | Paperback |
Categorie | |