Mijn leven
ed
Ik heb nooit een dagboek bijgehouden en ik was ook geen goede briefschrijfster; het is dan ook nooit bij mij opgekomen om de geschiedenis van mijn leven op te schrijven. Maar thans heb ik een en ander vermeld over de mannen en vrouwen die ik gekend heb, enkele plaatsen beschreven die ik gezien heb en bovenal enige van de ongelooflijke gebeurtenissen verteld die ik mocht beleven, dit alles in de hoop dat misschien degenen die dit boek lezen iets meer van Israël, het zionisme en het ’ joodse volk zullen begrijpen.
Ramat Aviv, juni 1975 GM.
Het is maar weinig dat ik mij van mijn prille jeugd in Rusland herinner. Toch waren het mijn eerste acht levensjaren en deze beginjaren worden tegenwoordig beschouwd alsde belangrijkste vormingsjaren. Het is triest dat ik zo weinige blijde of zelfs maar aangename herinneringen aan die tijd heb. De verschillende gebeurtenissen die me in de afgelopen zeventig jaar zijn bijgebleven, hebben meestal betrekking op de verschrikkelijke ontberingen die mijn familie moest lijden, op armoede, kou, honger en angst. Ik geloof dat mijn herinnering aan angst het levendigst is. Ik moet nog heel klein geweest zijn, misschien een jaar of drie, vier. We woonden toen op de eerste verdieping van een huisje in Kiëv en ik weet nog heel goed dat ik hoorde dat er een pogrom zou plaatsvinden. Natuurlijk wist ik destijds nog niet wat een pogrom was, maar ik begreep wel dat het iets met joods-zijn te maken had en met het gepeupel dat zich in de stad. verdrong, zwaaiend met messen en dikke stokken. Ze schreeuwden ‘Christusmoordenaars’ en zochten naar joden. Ze zouden mij en mijn familie vast vreselijke dingen aandoen. Ik weet nog goed dat ik op de trap naar de tweede verdieping stond waar ook een joods gezin woonde. Ik stond hand in hand met hun dochtertje en we keken hoe onze vaders probeerden met houten planken de deur te barricaderen. Die pogrom ging niet door, maar ik herinner me nu nog hoe bang ik was en hoe boos dat het enige dat mijn vader kon doen om ons te beschermen erin bestond een paar planken aan elkaar te spijkeren terwijl wij wachtten totdat de straatschenders zouden komen. Hetgeen vooral tot me doordrong was dat dit mij overkwam omdat ik joods was en dus anders dan de overige kinderen op het erf. Het was een gevoel dat ik in mijn leven nog vaak zou kennen — angst, verwarring, het bewustzijn anders dan de rest te zijn en de diepe, instinctieve overtuiging dat, als je wilde blijven leven, je er zelf iets aan doen moest. Ik weet ook nog heel goed hoe arm we waren. Er was nooit genoeg ergens van, nooit genoeg voedsel, nooit genoeg warme kleren, nooit genoeg verwarming thuis. Ik was altijd een beetje te koud van buiten en te leeg van binnen. Ondanks dat het zo lang geleden is, zie ik nog duidelijk een beeld voor me van mezelf terwijl ik in tranen in de keuken zit toe te kijken hoe mijn moeder een deel van de pap die mij toekwam aan mijn jongere zusje Zipke voert. Pap was in die dagen bij ons thuis een grote luxe en ik was woedend dat ík die moest delen, zelfs al was het maar met de baby. Jaren later maakte ik mee hoe verschrikkelijk de angst was dat mijn eigen kinderen honger zouden lijden en leerde zelf wat het betekent te beslissen welk kind meer te eten moet krijgen. Maar in die keuken in Kiëv wist ik alleen dat het leven hard was en dat er geen gerechtigheid meer bestond. Nergens. Ik ben blij dat niemand me ooit verteld heeft dat mijn oudere zusje Sheyna vaak op school van honger flauwviel.
Mijn ouders woonden nog niet zo lang in Kiëv. Ze hadden elkaar in Pinsk ontmoet en waren daar getrouwd; de familie van mijn moeder woonde er nog steeds en binnen een paar jaar gingen wij ook daarheen terug. Dat was in 1903 toen ik vijf jaar oud was. Mijn moeder was heel trots op haar liefdesgeschiedenis met mijn vader en ze heeft ons die vaak verteld. Ondanks dat ik het verhaal zo langzamerhand uit het hoofd kende, wilde ik het steeds opnieuw horen. Mijn ouders waren heel onconventioneel getrouwd, zonder de tussenkomst van een sjadsjen, de traditionele huwelijksmakelaar.
Ik weet eigenlijk niet precies hoe het kwam dat mijn vader die in de Oekraïne geboren was zich voor zijn militaire dienst in Pinsk moest melden, maar daar had mijn moeder hem op straat gezien. Hij was een lange, knappe jongeman en ze was meteen verliefd op hem geworden, maar ze durfde het niet aan haar ouders te vertellen. Tenslotte werd er toch een huwelijksmakelaar bijgehaald, maar alleen voor zogenaamde ‘technische regelingen’. Het meest indrukwekkende was in haar én onze ogen dat ze er haar ouders van kon overtuigen dat liefde op het eerste gezicht voldoende was, zelfs hoewel mijn vader, wiens eigen vader gestorven was, geen geld had en zijn familie niets bijzonders presteerde. Maar er was iets dat er tegenop woog. Hij was niet ongeletterd. Al heel jong was hij een tijdje in een jesjiva geweest, een religieus joods seminarie. Daar had hij gestudeerd en hij kende ook de Torah.
Mijn grootvader hield daar rekening mee, hoewel ik altijd heb vermoed dat hij ook wel overwogen heeft dat mijn moeder over iets werkelijk belangrijks nooit van mening veranderde.
Mijn ouders waren heel verschillend: mijn vader, Mosje Yitshak Mabovitch, was een slanke man met fijne trekken en in wezen optimistisch. Hij was geneigd de mensen te geloven tenzij of totdat hij bewijs kreeg dat hij ongelijk had; een trek die zijn leven op materieel gebied tot een . ...
Auteur | | Golda Meir |
Taal | | Nederlands |
Type | | Hardcover |
Categorie | |