Afrikaans

Afrikaans

Deze volledig herziene editie van de vertrouwde Wat & Hoe Afr. kaans is weer flink verbeterd. De hele tekst is ingrijpend gewijzigd en aangepast aan de moderne toerist. U

kunt nu bijvoorbeeld vragen of er draadloos internet is, een telefoonoplader lenen of informeren hoe u uw foto’s op een USB-stick kunt zetten. Achter in de gids is ee ‘omgekeerde’ woordenlijst opgenomen. Hierin kunt u heel eenvoud: een onbekend woord op de menukaart, op een verkeersbord of bij d bushalte opzoeken.

En natuurlijk kan uw gesprekspartner snel aanw. zen wat hij bedoelt. In veel hoofdstukjes is ook een alfabetische lijst var termen opgenomen. Dankzij de vernieuwde vormgeving biedt deze taalgids u nog beter urkomst in verschillende situaties. Met de gids in de hand zult u er zeker in slagen om duidelijk te maken wat u bedoelt. Met de duidelijke zinnetjes zult u in de meest voorkomende gevallen een eenvoudig gesprek kunnen voeren. Per situatie vindt u een groot aantal mogelijke antwoorden (met de Nederlandse vertaling), die u aan uw gesprekspartner kurt voorleggen. Bovendien kunt u, aan de hand van de beknopte grammatica, deze gid:s ook gebruiken als een eerste hulpmiddel bij het leren van het Afrikaans. Ook kunt u met behulp van de woordenlijst achterin gemakkelijk eigen zinnen maken.

Beknopte grammatica In het Afrikaans is het bepaalde lidwoord die, ongeacht het geslacht van het zelfstandig naamwoord dat erop volgt. De Nederlandse bepaalde lidwoorden ‘de’ en ‘het’ worden in het Afrikaans allebei die, Het onbepaalde lidwoord ‘een’ wordt in het Afrikaans ’n. Het meervoud van de meeste woorden wordt gevormd door een s of een e achter het zelfstandig naamwoord te plaatsen: museum-museums, trein-treine, Net als in het Nederlands verdubbelt in het geschreven Afrikaans vaak de laatste medeklinker, om te voorkomen dat de klank lang wordt uitgesproken hotel-hotelle. Op dezelfde manier als ín het Nederlands verandert bij sommige woorden de klank in het meervoud: stad-stede, skip-skepe. Als het oorspronkelijke Nederlandse woord op een rt eindigt, komt die t in het meervoud terug: nag-nagte (nacht). Enkele woorden krijgen -ers als meervoud: kind-kinders, goed-goeters (ding-dingen, spulletjes). De Nederlandse aanwijzende voornaamwoorden ‘dit’, ‘deze’, ‘die’ en ‘dat’ zijn: kierdie (deze, dit) en daardie (die en dat). Daardie wordt ín informeel taalgebruik vaak daaií: Aierdie vrou, daardie man, daai kind. Dit wordt in het Afrikaans gebruikt voor onpersoonlijke werkwoorden bijvoorbeeld: dit reën (het regent) en dit kraak op solder (het kraakt op zolder).

Het werkwoord Werkwoorden worden in het Afrikaans vrijwel allemaal zeer regelmatig vervoegd. In de tegenwoordige tijd zijn alle vervoegingen hetzelfde als de infinitief (het hele werkwoord, de onbepaalde wijs). ik werk ek werk jij werkt jy werk hij/zij werkt hy/sy werk wij werken ons werk jullie werken julle werk zij werken hulle werk Uitzonderingen zijn hé (hebben), dat voor alle personen wordt ver. voegd als het, en wees (zijn) dat voor alle personen wordt vervoegd als as. Na een hulpwerkwoord, wordt bij Aé en wees de infinitiefvorm gebrukt


Auteur | Wat & Hoe Taalgids
Taal | Nederlands
Type | Paperback
Categorie | Taal

bol logo

Kijk verder



Boekn ©