Deze roman schuift drie werkelijkheden in elkaar: die van een welvarend joods artsengezin in de jaren zestig, die van het gekwelde leven van de geheimzinnige figuur Adler - die er vlak voor zijn veertigste een eind aan maakte -, en die van de hedendaagse scriptdokter Vera Aleksander, die haar aanwezigheid in de voegen van deze wereld probeert te persen. (Hoe is het toch mogelijk, dacht Vera, dat anderen voor zichzelf glashelder zijn? Ik ben mijzelf een raadsel, mezelf steeds weer vreemd, onbekend. Ik kom telkens uit een andere hoek, mezelf verbijsterend, volledig onbetrouwbaar eigenlijk.)