Het is oorlog. De jongen Michiel wordt door zijn moeder Amsterdam uit gestuurd om in veiligheid op het platteland het einde van de oorlog af te wachten. In het gezicht van Jan Tulp en op school weet hij met enige moeite een eigen plek te veroveren. De wereld in het dorp lijkt duidelijk. De dokter heult met de vijand, boek Tulp houdt vast aan zijn principes, de buurman is een NSB'er die met de vrouwen solt. Maar langzaam wijkt de gemakkelijke dagelijksheid en ontdekt Michiel dat niet alles is wat het lijkt. Dat er voor principes een prijs betaald moet worden, dat liefhebben en eerlijkheid niet altijd samengaan en dat wat fout lijkt ook goed kan zijn.
In nuchter, bijna vanzelfsprekend proza schrijft Bernlef de 'coming of age' van een gewone jongen. Zoals van Bernlef verwacht kan worden, lopen er op een geraffineerde manier verontrustende draden door de ogenschijnlijke eenvoud.