In het Middeleeuwse Friesland toen daar troepen Bourgondiërs bivakkeerden, beleeft de jonge edelman Quintijn D'Ably, die het bevel voert over een ruiterafdeling, zijn grote liefdesavontuur. Stormenderhand verovert hij het hart van de bekoorlijke Maaike van Sinea, dochter van een van de rijkste families van het land. Maaike brengt diepe schande over haar geslacht als ze zich aan de Bourgondiër geeft. In een klooster komt haar kinder ter wereld, dat bij de doop de naam ontvangt van zijn vader: Albert Quintijn.

Hoe de dappere en begaafde Albert Quintijn zijn weg door het leven vindt en zelfs de liefde weet te winnen van een dochter van de Friese adel, Sjouke Sjaerdema, wordt op boeiende wijze getekend. Hoogtepunt daarbij is het moment, dat Albert zijn Sjouke schaakt en met haar een goed heenkomen zoekt buiten de Friese landsgrenzen.

In de Hanzestad Kampen vormen zij een gezin en verwerft Albert al spoedig hoog aanzien. Na verloop van tijd komt er er een verzoening met Sjouke's ouders tot stand, waarna Quintijn zijn intrek kan nemen in het rijke Sjaerdemahuis te Franeker. Maar nog eenmaal zal ondervinden hoe zwaar hij door het verleden is belast...