* ingeleid en toegelicht door vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse denkers
*
Onder hoofdredactie van Guido Vanheeswijck en Ger Groot
*
relevante teksten van grootste filosofen
*
toegankelijke reeks bloemlezingen
Sartre is, ruim vijfentwintig jaar na zijn dood, nog altijd een van de meest emblematische filosofen van de twintigste eeuw. Hoewel het existentialisme is gevolgd door structuralisme en postmodernisme, gaat er van het denken van Sartre nog altijd een bijzondere zeggingskracht uit, die alle modes heeft overleefd. Meer dan de filosofen die na hem kwamen heeft Sartre een filosofie ontwikkeld die de concrete bestaansproblemen tot uitgangspunt neemt en een antwoord tracht te formuleren op de vraag wat het betekent en betekenen moet een mens te zijn.
In dit boek krijgen die vraag en de antwoorden die Sartre daarop getracht heeft te geven alle aandacht. De blijvende betekenis van Sartre’s denken ligt in zijn indringende analyse van de menselijke natuur en in zijn scherpe morele bekommernis om de menselijke vrijheid, die geen enkele uitvlucht toelaat. In zijn vroege hoofdwerk Het zijn en het niets heeft Sartre laten zien hoe mensbeeld en ethiek uit elkaar voortvloeien en heeft hij hun samenhang met grote filosofische virtuositeit en beeldende aanschouwelijkheid beschreven. Daarom wordt in dit boek een belangrijke selectie van stukken uit dit hoofdwerk gepresenteerd.
Verder bevat het een selectie uit Sartre’s studies van Genet, Baudelaire en Flaubert, waarin hij zijn existentiële bevindingen verder toetst en toespitst. Het besluit met een beknopte impressie van de ‘politieke’ Sartre en van zijn pogingen het existentialisme en het marxisme met elkaar te verzoenen.