Christien Steenbeek heeft een eenzame jeugd gehad. Haar moeder stierf toen ze twee jaar was en haar vader was als een gebroken man achtergebleven en liet de zorg van Christien graag aan de huishoudster over. Als acht jaar later haar vader ook komt te overlijden is tante Francien, zoals Christien Baronesse Van Hoogerheem toen al noemde, als een reddende engel en neemt haar in huis. Ze groeit op met Helen, de door polio aan bed gekluisterde freule. In haar werkkring ontmoet ze een kunstenaar, die nauwer contact met haar zoekt. Christien voelt zich er aangetrokken tot hem. Zij onderkent in hem niet de charmeur die hij is. Telkens weer weet hij haar door zijn grote woorden en uiterlijk vertoon te overrompelen. Na ontnuchterende ervaringen vecht ze tegen haar gevoelens voor hem, maar ze kan zich niet aan zijn invloed onttrekken. Dan komt met Leo het keerpunt in haar leven. En dat keerpunt heet geluk...