Hara

Hara

„Hara” betekent in het Japans letterlijk „buik”, maar in overdrachtelijke zin „het juiste zwaartepunt” van de mens, het zwaartepunt in het midden, dit is de oorspronkelijke eenheid van het leven.
Hara is eveneens de verbinding tussen het zijn boven tijd en ruimte uit en het zijn in tijd en ruimte. De mens leeft uit Hara en beleeft in Hara zijn stilte, zijn kracht, zijn vervulling.
De auteur beschrijft praktische oefeningen, die op Zen gebaseerd zijn, om met het wezen der dingen in kontakt te komen. Het boek zal vooral spreken tot hen, die zelfverwerkelijking zoeken en dat langs een weg die door het Oosten geïnspireerd, maar bij het Westen aangepast is.

Prof. K. von Dürckheim

Hara is Japans voor ‘buik’, in de betekenis van het ‘juiste zwaartepunt’, de oorspronkelijke eenheid van het leven. Dit midden biedt de mens de ware eenheid van lichaam, ziel en geest. Alleen met Hara (her)vindt de mens zijn juiste gestalte in houding, adem, spanning en ontspanning. Door in Hara af te dalen zijn we verbonden met de aarde, maar tegelijk met het Zijn boven tijd en ruimte. We leven uit Hara en beleven hierin onze stilte, kracht en vervulling. Hara vinden we alleen door beoefening ervan. Von Dürckheim geeft daarom een gedetailleerde leidraad voor het oefenen op de weg naar zelfverwerkelijking. Wat daarbij overbodig of van geen waarde voor de westerse mens is, heeft hij achterwege gelaten. Het zijn stuk voor stuk praktische oefeningen, op zen gebaseerd, om met het wezen der dingen in contact te komen. Naast theorie en oefeningen is'ook een aantal zen-teksten opgenomen, die de uiteenzetting van Von Dürckheim nog eens onderstrepen en illustreren. Hara is een goed onderbouwd boek, waarin zij die zich in zen en Japanse filosofie willen verdiepen veel van hun gedrag zullen vinden. Voor hen die de weg naar zelfverwerkelijking, naar harmonie met zichzelf en met de omgeving gaan, is deze uitgave meer dan een richtinggevende gids_____ Van Karlfried von Dürckheim verschenen bij Ankh-Hermes tevens Ons dagelijks leven als oefening en Meditatie, doel en weg.

Voorlopige uiteenzetting

Borst vooruit — buik in... “Een volk, waar deze spreuk tot een algemeen erkend voorschrift kon worden, verkeert in groot gevaar’ — zei mij een Japanner in het jaar 1938. Dat was tijdens mijn eerste verblijf in Japan. Toen begreep ik deze zin niet! Op het ogenblik weet ik, dat het waar is en ik weet ook waarom.

‘Borst vooruit — buik in’ is de kortste formule voor een grondig verkeerde houding van de mens, nauwkeuriger gezegd: voor een lichaamshouding, die van een onjuiste innerlijke houding blijk geeft en die fixeert. Hoezo? Moet de mens dan krom, gebogen of in elkaar gezakt staan of zitten? Zeker niet, stellig recht en rechtop! Maar het ‘borst vooruit — buik in’ verleidt ons tot een houding, die de opbouw van de natuurlijke orde verhindert. Waar het zwaartepunt ‘naar boven’ verlegd wordt en het midden wordt afgesnoerd, wordt ook de natuurlijke verhouding tussen spanning en ontspanning verdrongen door een verkeerde verhouding, die de mens drijft tot een heen en weer slingeren tussen overspanning en zich laten gaan. Maar hoe kan dat tot ‘een gevaar voor een volk’ worden? Wel, omdat in deze verkeerde houding tevens een schijnordening van innerlijke krachten tot uiting komt en zich vastzet, die de juiste ordening in de weg staat; want waar alles naar boven wordt getrokken, gaat dit ten koste van het juiste midden.

Maar is het natuurlijke midden van de mens niet het kart? Is de mens dan niet het wezen, dat zich van de aarde af hemelwaarts richt. De formuleringen, waarin het Westen het leven tracht te vatten, hebben de grens van haar vruchtbaarheid bereikt; het rationalisme is aan het einde van zijn wijsheid gekomen en de mens ìs innerlijk en uiterlijk overgeleverd aan heil-loosheid!, wanneer hij geen nieuwe wegen vindt naar zijn innerlijk wezen, om daardoor aan zijn leven zin te kunnen geven. Ook de kracht van de religie, om te veranderen en te verlossen, neemt af, naarmate de uiterlijke vorm waarin zij zich aan ons voordoet en de Godsvoorstelling die deze draagt, hun verworteling met de oorspronkelijke Zijnsrelatie van de mens steeds meer verliezen. Want gerationaliseerd kunnen deze zich niet handhaven tegenover de kritiek van ons verstand en evenmin zijn zij nog in staat het verlangen naar een laatste geborgen zijn te stillen. Daardoor is de zelfverheffing van het ‘ik’ ook de oorzaak van de onmacht, om werkelijk te geloven. De bewustzijnsordeningen en levensformuleringen van dat ik hebben de verbinding met de grond van ons zijn immers versperd en verwrongen. Een oorspronkelijk geloof is in ieder mens, krachtens zijn wezenlijke verbondenheid met het Zijn in aanleg aanwezig. Iedere religie leeft vanuit dit oorspronkelijke bepaald zijn door een divine Zijnsgrond, ook het christelijke geloof. Is de mens echter eenmaal vervreemd van zijn godsdienst, dan kan de poort van het geloof opnieuw voor hem opengaan, wanneer hij die goddelijke Zijnsgrond zelf ervaart; want de verborgen (heil = heel-(helen). (Noot vertaalster.) schat van de mensheid ts er nu eenmaal, vóór en aan gene zijde van iedere bepaalde interpretatie en voorafgaand aan iedere confessie. Zo voert ook voor die christen, die slechts een pseudo-geloof bezat en die tenslotte vastliep in zijn rattonalistische godsvoorstelling, de weg naar het waarlijke geloven alleen over een Zijnservaring, die zijn voeling met de divine grond van het Zijn vernieuwt. De vorming van een innerlijke gesteldheid, die ernst maakt met deze ervaring en die weet te bewaren en te behoeden in de sleur van het dagelijkse leven, is daartoe tevens de voorwaarde. Zeker is het de opgave van onze tijd, te zoeken naar wegen, om dit Zijn opnieuw te ervaren en een geestesgesteldheid aan te kweken, die daarmee overeenstemt. Bij de westerse mensheid is de doorbraak naar het wezen, evenzeer als de verandering vanuit het zich één voelen met de grond van het Zijn, tegenwoordig over de hele linie de opgaaf van die mensen, die staan aan het “front van de geest’ en die aan de grens zijn gekomen.

De realisering van de mogelijkheid van een levend geloof rust, als het geloof van alle tijden, op drie pijlers: de beleving, het inzicht en de oefening. Aldus staan wij voor de opgaaf, de mens, die aan het einde van zijn wijsheid gekomen is, de inhoud zijner meest wezenlijke belevingen duidelijk te maken, hem de poort naar de grondwaarheden en wetten van het leven te ontsluiten, maar vooral ook hem de weg te wijzen naar het oefenen van een instelling, die daarmee in overeenstemming is en zonder welke er geen groeien en rijpen in geloof is. Een weg om aan deze opgave te beginnen, gaat over de ontdekking van Hara. Onder ‘Hara’ — wij houden ons aan deze naam — verstaat de Japanner het bezit van die alomvattende gesteldheid van de mens, die het hem mogelijk maakt zich open te stellen voor de krachten en de eenheid van het oorspronkelijke leven en hiervan dan tevens te getuigen door beheersing, zingeving en ontplooiing van zijn leven. Het bezit van Hara is niet alleen voor de Japanner van intrinsieke waarde, het is van algemeen-menselijke betekenis. In te leiden in het wezen en de zin van Hara, is de bedoeling van dit boek.


Auteur | Karlfried Von Durckheim
Taal | Nederlands
Type | Hardcover
Categorie | Religie, Spiritualiteit & Filosofie

bol logo

Kijk verder

Boekomslag voor ISBN: 9789020240665
Boekomslag voor ISBN: 9783426292082
Boekomslag voor ISBN: 9789020245103
Boekomslag voor ISBN: 9789020200706
Boekomslag voor ISBN: 9789021520902
Boekomslag voor ISBN: 9789020245097


Boekn ©