De 1 januari 2006 voorgenomen invoering van het nieuwe verzekeringsrecht (Titel 7.17 BW) vormt de aanleiding voor het verschijnen van dit boek.

De herziening van het verzekeringsrecht betekent wellicht voor veel professionals en vakjuristen een verzwaring van de werklast. Waar vroeger routineus gebruik kon worden gemaakt van de vertrouwde regeling van het verzekeringsrecht in het Wetboek van Koophandel, zoals aangevuld door de ruime praktijk en rechtspraak, is er nu een tijd aangebroken van veel opkomende vragen en een gebrek aan overzicht. Veel hulpmiddelen waarmee men een oplossing kan vinden voor gerezen vragen, en waarin verder een overzicht wordt gegeven van de belangrijkste wijzigingen en waarin ook nog die (enkele) onderdelen van het verzekeringsrecht aan de orde komen die ongewijzigd zijn gebleven, zijn er evenwel op dit moment niet.

Dit boek voorziet in deze behoefte en kan aldus de rechtspraktijk bijstaan in deze zware tijden van verandering. Maar er is ook goed nieuws: na een zeer lang wetgevingsproces kan men eindelijk daadwerkelijk en onbelemmerd aan de slag met het fonkelnieuwe verzekeringsrecht in Titel 7.17 BW.

In dit boek staat de praktijkjurist centraal; dit werk is door zijn heldere opzet ook zeer geschikt voor onderwijsdoeleinden. Gepoogd is de praktijkjurist op zijn wenken te bedienen door wetenschappelijke diepgang te combineren met oog voor de praktische toepasbaarheid.

Naast het weergeven van de ''state of the art'' zal ook gepoogd worden zo veel mogelijk bruikbare oplossingen te geven voor problemen waar pasklare antwoorden niet (direct) voor handen zijn en zullen verder ook - voorzover toepasselijk - kritiekpunten bij bestaande uitgangspunten en oplossingen geplaatst worden. Alle onderwerpen worden belicht vanuit een praktische invalshoek. Er is dan ook gekozen voor een team van auteurs met praktijkervaring. De schrijvers zijn afkomstig uit de rechterlijke macht, de advocatuur, de juridische adviespraktijk en de wetenschap.