Sinds de invoering van het huidige Burgerlijk Wetboek kan de overdraagbaarheid van vorderingen door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten (art. 3:83 lid 2 BW). Deze mogelijkheid roept tal van interessante vragen op, die gelet op de (financierings)praktijk een eenduidige beantwoording behoeven. De problematiek is actueel en van maatschappelijk belang, omdat onoverdraagbaarheidsbedingen steeds vaker worden overeengekomen. In dit boek wordt de materie op systematische wijze geanalyseerd en becommentarieerd, en wordt op de verschillende vragen een dogmatisch doordacht en praktisch relevant antwoord gegeven. Daarbij worden ook enkele buitenlandse rechtsstelsels betrokken.