De olifantenjongen

Kari woont in Kenia en is vanaf zijn geboorte door zijn grootmoeder opgevoed. Als hij twaalf is en de oogst mislukt, stuurt zij hem weg. Er is niet genoeg eten voor twee. Hij besluit naar de grote stad te gaan: hij hoopt dat het leven daar beter is. Niets is minder waar. Auto's wassen en zilverpapier verzamelen zijn de enige mogelijkheden om geld te verdienen. Kari sluit zich aan bij een van de vele straatbendes en ontdekt dat je gemakkelijker aan de kost kunt komen door te stelen en te roven. Maar ineens wordt het te gevaarlijk voor hem en zijn vrienden. Ze kunnen niet meer veilig op straat slapen. Aan de rand van de stad bouwen ze in dicht struikgewas een hutje van takken en bladeren. Maar hier zijn andere vijanden. Groter, sterker en veel gevaarlijker: olifanten! Tot zijn verbazing ontdekt Kari dat hij een bijzondere gave heeft...