Rob en Sanne Dijkstra gaan samen met hun vader en Eefje, een vriendin van Sanne, op vakantie naar Italië. Gedurende drie weken maken ze bepakt en bezakt een voettocht van zo'n tweehonderd kilometer door Umbrië. Begin- en eindpunt is Assisi, genoemd naar Franciscus van Assisi. De tocht leidt het viertal langs vele plaatsen waar deze geestelijke ruim zevenhonderd jaar geleden gewoond en geleefd heeft. Uit meegenomen reisgidsen en al rondtrekkend komen ze veel over hem te weten. Daarnaast heeft de vakantie een louterende werking op de onderlinge relaties in het gezin, waarvan de moeder twee jaar geleden is overleden.